Skip to main content
Home  › ... Speerpunten › Tweetalig

Tweetalig IKC

De Ontmoeting wil in samenwerking met kindercentrum Royal Kids Home in twee jaar een tweetalig Integraal Kindcentrum ontwikkelen om de volgende redenen:

  • Baby’s en jonge kinderen zijn het beste in staat een tweede taal te verwerven. Des te eerder gestart wordt met tweede taalverwerving, des te makkelijker en natuurlijker de taalontwikkeling verloopt.
  • Integrale Kindcentra passen binnen de huidige maatschappelijke trends vanwege het samenwerkende karakter, het ontzorgen van ouders en de ononderbroken leerlijn.
  • Een doorgaande tweetalige lijn is binnen een IKC goed te realiseren, omdat er onderling afstemming plaatsvindt over leeractiviteiten en overdracht van informatie.
  • De samenwerkingspartners geloven, dat tweetaligheid (Nederlands / Engels) een toegevoegde waarde is voor het kind van de toekomst. Een kind dat in 2030 op de arbeidsmarkt komt, vindt een samenleving waar Engels een prominente plaats zal hebben. Ook in het voortgezet onderwijs ondervinden kinderen profijt van tweetalig onderwijs op de basisschool.
  • Het IKC wil bijdragen aan wereldburgerschapsontwikkeling van kinderen door internationalisering en het vormen van begrip voor culturele verschillen.
     
Ontluikende geletterdheid van baby’s

De taalontwikkeling van pasgeborenen start met de sensomotorische ontwikkeling. Zintuigen als horen, zien, mondmotoriek en de tastzin vormen de basis voor de spraakontwikkeling (Burkhardt Montanari, 2004). In het brein ontstaan neuronale netwerken, waardoor de hersenen vorm krijgen. Dit is het begin van de cognitieve ontwikkeling. Deze vaardigheden en ontwikkelingen zijn samen essentieel voor de taalontwikkeling.
Vanaf circa drie maanden produceert een baby klanken dat gaandeweg met medeklinkers brabbelen wordt. Wanneer een kind ongeveer een half jaar oud is, stemt het de klankproductie af op de omgeving en ontstaat de tongval (Goorhuis-Brouwer, 2014).

Ontluikende geletterdheid van peuters

Burkhardt Montanari (2004) onderscheidt vier fasen die kinderen doorlopen in de taalverwerving:

  1. In de voortalige fase van 0 tot 1 jaar luisteren baby’s naar klanken en geluiden;
  2. Tussen dertien en achttien maanden spreken kinderen hun eerste woordjes in de vroegtalige fase van 1 tot 2,5 jaar. De klankontwikkeling is bijna afgerond en dreumesen begrijpen simpele en enkelvoudige opdrachten. De tweewoordfase (18 – 24 maanden) kan ontstaan, doordat kinderen begrijpen dat je woorden achter elkaar kunt zetten en zij de betekenis van die woorden kennen (Goorhuis-Brouwer, 2014). Van der Linden & Kuiken (2012) benadrukken de grote stap van eenwoordzinnen naar de tweewoordfase; kinderen ontwikkelen niet alleen een woordenschat, maar krijgen begrip van de grammatica.
  3. In de differentiatiefase van 2,5 tot 4 jaar gaan peuters zinnen construeren, wordt hun woordenschat groter en begrijpen ze eenvoudige verhalen. In deze fase gebruiken kinderen combinaties van zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, voorzetsels en aanwijzende voornaamwoorden.
  4. Vanaf circa 4 – 5 jaar start de voltooiingsfase. De zinsbouw is complexer, de woordenschat breidt verder uit en de spraakmotoriek verfijnt. Taal en denken zijn nauw met elkaar verbonden, maar ook de sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gekoppeld aan de taaluiting.
    Peuters kunnen in hun taal gestimuleerd worden door plaatjes en voorwerpen benoemen, liedjes  zingen, voorlezen en samen ondernemen (Goorhuis-Brouwer, 2014).
    Samenvattend is de fase van de ontluikende geletterdheid de periode waarin spreken en luisteren gevormd worden. Deze mondelinge communicatie is de basis van de schriftelijke taalvaardigheid (Verhoeven & Aarnoutse, 1999).
     
Beginnende geletterdheid in groep 1 t/m 3

In de voltooiingsfase ontstaat een totaalproces waarbinnen een kleuter alles tegelijk ontwikkelt: spreken, denken, waarnemen en motorische en sociale vaardigheden (Goorhuis-Brouwer, 2014). De betrekkelijke eenvoud van de ontluikende geletterdheid maakt plaats voor een complexe beginnende geletterdheid, waarin aandacht is voor het (verder) oriënteren op geschreven taal, het functioneel toepassen van taal, verbanden leggen tussen mondeling en schriftelijk taalgebruik, metalinguïstisch bewustzijn (denken over taal), fonemisch bewustzijn (taal bestaat uit klanken) en het leren van elementaire leeshandelingen (Verhoeven & Aarnoutse, 1999). Deze genoemde onderdelen van taalontwikkeling zijn beschreven in de tussendoelen voor beginnende geletterdheid.  ‘Tussendoelen zijn doelen, die het gewenste resultaat beschrijven van ontwikkelings- en leerprocessen. Ze verwijzen noodzakelijkerwijs naar einddoelen, in dit geval naar de einddoelen van het basisonderwijs. Einddoelen zijn doelen die aan het einde van de basisschool bereikt moeten worden’ (Verhoeven & Aarnoutse, 1999, p. 12). De tussendoelen staan los van het jaarklassensysteem en zijn flexibel in te zetten, gekoppeld aan de doorgaande leerlijn, waarbij in acht genomen kan worden, dat de tussendoelen van beginnende geletterdheid ongeveer eind groep 3 voltooid zijn. Vanwege het cyclisch karakter komen de tussendoelen jaarlijks terug in groep 1 t/m 3 telkens op een hoger niveau.

Taalverwerving bij kinderen

Simultane taalverwerving

Kinderen kunnen op twee manieren een tweede taal verwerven, door simultane of successieve taalverwerving. Onder simultane taalverwerving verstaan we het aanleren van een tweede taal vanaf de geboorte van een kind. In simultane taalverwerving leren kinderen twee talen apart van elkaar; ze ontwikkelen voor elke taal een apart systeem (Gielen & Işҫi, 2015). De verwerving van een tweede taal loopt grotendeels gelijk aan de taalverwerving van eentalige kinderen. De woordenschat kent per taal een kleine achterstand ten opzichte van eentalige kinderen, maar ze kennen voldoende woorden om mee te kunnen draaien op school en tijdens de basisschoolleeftijd trekt dit verschil recht (Van der Linden & Kuiken, 2012). Een ander verschil is de taalvermenging die plaatsvindt bij het verwerven van twee talen. In de eerste fase gebruikt een kind losse woorden uit de twee taalsystemen (ook wel codes genoemd). Gielen & Işҫi (2015) noemen deze taalvermenging code-wisseling. In het tweede stadium kunnen kinderen woorden uit twee taalsystemen bij elkaar voegen tot tweewoordzinnen. Rond de drie jaar ontstaat het derde stadium, waarin kinderen de grammatica van de ene taal kunnen overzetten in het andere taalsysteem, bijvoorbeeld: ‘ik ben springing’ (Goorhuis-Brouwer, 2014) en ontdekken zij, dat zij twee verschillende codes hanteren (Verhoeven, 1994).

Successieve taalverwerving

Wanneer kinderen eerst de moedertaal verwerven en in een later stadium een tweede taal leren, wordt er gesproken van successieve taalverwerving. Deze tweedetaalverwerving verloopt anders dan het verwerven van de moedertaal. In de eerste taal verlopen kinderen de eerder genoemde stadia van de voortalige, vroegtalige, differentiatie- en voltooiingsfase, waardoor zij een taalsysteem opbouwen. De tweede taal verwerving bouwt op dit systeem verder en kent dus geen parallel lopend tweede taalsysteem. Bij successieve taalverwerving slaan kinderen de voor- en vroegtalige fase over en construeren grammatica, woordenschat en fonologie op de moedertaal. Er vindt dus een transfer plaats van nieuwe informatie naar bestaande kennis, waarmee het belang van een goede beheersing van de moedertaal essentieel is (Gielen & Işҫi, 2015). Kinderen die een tweede taal verwerven, doorlopen vaak eerst een stille periode, waarin zij de taal receptief opnemen, maar nog niet produceren (Gielen & Işҫi, 2015 / Bodde-Alderlieste & Schokkenbroek, 2011). Het aanleren van een tweede taal vindt bij voorkeur in de taalgevoelige periode plaats (0 – 7 jaar), omdat er dan nog sprake is van een overlappende hersenactiviteit. Wanneer dit niet het geval is, kan het beste gewacht worden met tweede taalverwerving tot na het tiende jaar, omdat de moedertaal dan op een dusdanig niveau is, dat er voor de tweede taal een bewust denk- en vertaalproces benodigd is.

CLIL: Content and Language Integrated Learning

Content Language and Integrated Learning (CLIL) is een didactische vorm van taalgericht vakonderwijs, waarbij vakken in een tweede taal worden gegeven.
CLIL kent vier didactische doelen: vak-, taal-, attitude- en internationaliseringsdoelen, die in het Engels de vier C’s genoemd worden: Content, Cognition, Communication en Culture (Coyle, Hood & Marsh, 2010). Basisschool de Ontmoeting werkt vanaf groep 1 met CLIL; de eerste vier jaren is er sprake van kleuter-CLIL waarbij de nadruk ligt op het spelenderwijs leren.

Naast de samenwerking met Royal Kids Home heeft de Ontmoeting ook contacten met het Comenius College voor voortgezet onderwijs. In onderling overleg bespreken zij de doorgaande (tweetalige) lijn van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs.